Categoriearchief: Echtscheiding

Wetsvoorstel Wet pensioenverdeling bij scheiding

Echtscheiding en pensioen. Hoe zat het ook alweer? Indien u in loondienst werkt, bouwt u vaak pensioen op. Bij een echtscheiding dient het ouderdomspensioen te worden verdeeld. Het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd, wordt geacht samen te zijn opgebouwd. Daarom hebben beide ex-partners recht op de helft van dat pensioen. Indien u hierover meer wilt weten, verwijs ik u naar mijn blog ‘Pensioen en echtscheiding‘.

Op dit moment geldt de Wet verevening pensioenrechten. Volgens deze wet moet het het pensioenfonds door de ex-partners worden bericht over de scheiding. Hiervoor is een speciaal formulier dat binnen 2 jaar na de scheiding aan de pensioenuitvoerder gezonden dient te worden. Soms gebeurt dat niet. In dat geval kan de pensioenuitvoerder het pensioen niet uitkeren aan de ex-partner. Om dit soort situaties te voorkomen, is er in september 2019 een wetsvoorstel ingediend om de verdeling van de pensioenen te moderniseren.

Wat staat er in het wetsvoorstel Wet pensioenverdeling bij scheiding?

Onder huidige wet wordt het pensioen verevend. Dit betekent dat er geen zelfstandige aanspraak op pensioen bestaat, maar dat het pensioen gekoppeld is aan het pensioen van de ex-partner. Volgens het wetsvoorstel krijgen ex-partners na een scheiding een eigen aanspraak op ouderdomspensioen. Dit noemen we conversie. Ex-partners hebben daardoor meer inzicht in hun financiële situatie na pensionering. Zij zijn bovendien niet meer afhankelijk van elkaars pensioendatum. Ook heeft het overlijden van één van de ex-partners geen invloed meer op de pensioenuitkering van de ander.

Na de inwerkingtreding van de wet zullen pensioenuitvoerders de pensioenen automatisch verdelen, nadat ze van de gemeente een melding van de scheiding hebben gekregen. Ex-partners hoeven de scheiding dus niet meer zelf te melden. Hierop zijn overigens wel enkele uitzonderingen, want niet alle scheidingen worden ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand. Dit geldt bijvoorbeeld voor buitenlandse echtscheidingen. In dat geval dienen de ex-partners de scheiding wel zelf binnen één jaar te melden.

De Wet pensioenverdeling bij scheiding is van regelend recht. Dit betekent dat ex-partners in onderling overleg van de wet mogen afwijken. Afwijkende afspraken dienen straks binnen 6 maanden schriftelijk gemeld te worden aan de pensioenuitvoerder. Een uitgevoerde conversie kan niet worden teruggedraaid.

Net zoals onder de Wet verevening pensioenrechten geldt de nieuwe wet niet voor ongehuwd samenwonenden. Zij kunnen wel overeenkomen dat het pensioen wordt verdeeld conform de wet, mits de pensioenuitvoerder bereid is daaraan mee te werken.

Het is de bedoeling dat de nieuwe wet ingaat op 1 januari 2021. Op scheidingen voor deze datum blijft de huidige Wet verevening pensioenrechten van toepassing.

Naamswijziging

Iedereen in Nederland heeft één of meer voornamen en een achternaam. Met onze naam onderscheiden we ons van andere mensen. Onze naam is onderdeel van onze identiteit.

Voornamen hebben vaak een speciale betekenis. Tot het einde van de middeleeuwen hadden mensen alleen een voornaam. Omdat veel mensen dezelfde voornaam hadden, was niet duidelijk wie er bedoeld werd. Vanaf dat moment werd er iets aan de naam toegevoegd, bijvoorbeeld ‘Janszoon’.

In 1811 verplichtte Napoleon iedereen om een achternaam te laten registreren. Mensen die nog geen achternaam hadden, moesten een naam kiezen. De verzonnen achternamen sloegen vaak op een beroep of de herkomst van de familie. De achternamen gingen vanaf dat moment over van vader op kind. Sinds 1998 kan bij de geboorte van een kind gekozen worden voor de naam van de moeder of de vader. Nederland telt inmiddels ruim 300.000 verschillende achternamen.

Maar wat nu als je niet blij bent met de naam die je is gegeven? Er kunnen verschillende redenen zijn om een naam te veranderen. Er dient een onderscheid gemaakt te worden in wijziging van de voornaam en wijziging van de achternaam. Laat ik beginnen met de laatste.

Wijziging achternaam

In sommige situaties is het mogelijk om een achternaam te wijzigen. Wijziging van een achternaam kan wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een fout geschreven naam. Of wanneer iemand een bespottelijke naam heeft, zoals bijvoorbeeld de naam ‘poepjes’. Verder is het mogelijk om de achternaam van een kind te wijzigen in de achternaam van de andere ouder. Voor wijziging van de achternaam van een kind is de toestemming van beide gezaghebbende ouders nodig. Er wordt altijd gevraagd naar de mening van de andere ouder. Ook als de andere ouder niet het gezag heeft. Meer informatie over naamswijziging van een minderjarig kind, vindt u hier.

Voor achternaamswijziging is geen advocaat nodig. Een aanvraag voor een wijziging moet worden ingediend bij Justis. Justis beslist namens de minister voor Rechtsbescherming of de achternaam mag worden gewijzigd. De kosten voor een achternaamswijziging bedragen € 835,00.

Wijziging voornaam

Voornamen gaan meestal een heel leven mee. Als een voornaam door omstandigheden niet (meer) passend is, kan dit aanleiding zijn om een naamswijziging aan te vragen. Een verzoek tot voornaamswijziging kan bijvoorbeeld ingediend worden wanneer er bij de aangifte van de geboorte een onjuiste of onvolledige naam is opgegeven. Ook kan wijziging worden verzocht als iemand psychisch lijdt onder zijn naam. Wijziging van een voornaam kan ook aan de orde zijn na een geslachtsverandering. Of wanneer iemand tot een ander geloof is bekeerd.

Om een voornaam te kunnen wijzigen, is een advocaat nodig. De aanvraag wordt door de advocaat bij de rechtbank ingediend. Voor de kosten van de behandeling van het verzoek is griffierecht verschuldigd. Het griffierecht bedraagt (maximaal) € 304,00. Verder betaalt u advocaatkosten.

De rechter gaat na of er een zwaarwegend persoonlijk belang aanwezig is voor wijziging van de naam. Hierbij wordt een afweging gemaakt tussen het belang dat iemand heeft om de voornaam te veranderen en het maatschappelijk belang dat is gediend bij een continue naamsvoering. De verzochte nieuwe voornaam mag daarnaast niet ongepast zijn.

Meer informatie over hoe één en ander bij de rechtbank in zijn werk gaat, leest u hier.

Wat is het verschil tussen gezag en voogdij?

De wet zegt dat minderjarige kinderen onder gezag staan. Maar wat houdt dat nu precies in? Vaak worden de termen gezag en voogdij door elkaar gebruikt, maar er is een belangrijk verschil tussen deze twee. In dit artikel leest u meer over de verschillen.

Wat houdt het (ouderlijk) gezag in?

Het ouderlijk gezag omvat de plicht én het recht van een ouder om zijn minderjarige kind op te voeden en te verzorgen. Een ouder met gezag is dus:

  • verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding;
  • de wettelijke vertegenwoordiger van het kind;
  • verplicht om de kosten van onderhoud te betalen;
  • de beheerder van het geld en spullen van het kind;

Maximaal twee personen kunnen het gezag over een kind hebben. Meestal zijn dit de ouders.

Als de ouders van een kind getrouwd zijn, hebben de ouders samen het gezag. Dit wordt het ouderlijk gezag genoemd. Zijn de ouders niet getrouwd? Dan heeft alleen de moeder het gezag, tenzij de ouders in het gezagsregister hebben laten aantekenen dat ze het gezamenlijk gezag willen uitoefenen. Een ouder kan ook samen met een niet-ouder het gezag over een kind hebben. Dit wordt gezamenlijk gezag genoemd.

Als de ouders het gezag niet meer kunnen uitoefenen, moet iemand anders het gezag overnemen. Dit wordt voogdij genoemd.

Wat houdt voogdij in?

Voogdij is het uitoefenen van het gezag over een minderjarig kind, waarvan de voogd niet de ouder is. Er is pas sprake van een voogd, wanneer de ouders geen gezag meer hebben. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de ouders zijn overleden. De voogd heeft dezelfde verplichtingen als de ouders met gezag. Een voogd is dus ook verantwoordelijk is voor het opvoeden en verzorgen van het kind.

De voogd die we hier bedoelen, is een andere voogd dan een gezinsvoogd.

Wat is het verschil tussen een voogd en een gezinsvoogd?

Een gezinsvoogd wordt aangewezen, wanneer er sprake is van een ondertoezichtstelling. Een ondertoezichtstelling kan door de rechter worden uitgesproken wanneer een kind in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Een gezinsvoogd houdt toezicht op het kind. De gezinsvoogd begeleidt het kind en helpt ouders bij het oplossen van bijvoorbeeld opvoedingsproblemen. De ouders houden in dat geval het ouderlijk gezag, maar zij zijn wel verplicht om hulp van de gezinsvoogd te accepteren. De gezinsvoogd krijgt dus niet het gezag of de voogdij over het kind.

5 valkuilen voor gescheiden ouders met kinderen

1. De kinderen (onbedoeld) het idee geven dat ze moeten kiezen voor één van de ouders

Bij echtscheidingen kunnen de spanningen tussen de ouders soms hoog oplopen. Kinderen kunnen spanningen tussen hun ouders feilloos oppikken. Ouders kunnen daarmee hun kinderen onbedoeld onder druk zetten, waardoor zij het gevoel krijgen dat zij voor één van de ouders moeten kiezen. Soms vertellen ouders hun kinderen dat zij, zodra ze 12 jaar oud zijn, zelf mogen kiezen waar ze willen wonen. (Meer over dit onderwerp in deze blog.) Dit is schadelijk voor de kinderen en kan tot loyaliteitsproblemen leiden.

Kinderen moeten vrij zijn om van beide ouders te houden. Dit kan alleen als de ouders dit ook toestaan.

2. Ruziemaken in het bijzijn van de kinderen

Een ruzie kan weleens gebeuren. Maar, ruzies tussen ouders, waarbij geschreeuwd of fysiek en/of verbaal geweld gebruikt wordt, zijn schadelijk voor kinderen. Verbaal geweld waarbij de ouders elkaar vernederen, is net zo erg als fysiek geweld. Kinderen kunnen zich daardoor erg onveilig voelen. Ook kan het vertrouwen in de ouders daardoor beschadigd raken.

Het is belangrijk om ruzies of heftige woordenwisselingen in het bijzijn van kinderen te vermijden.

3. Kwaadspreken over de andere ouder

Kinderen vinden het niet fijn als hun ouders lelijke dingen over elkaar zeggen. Als er negatieve dingen over de andere ouder worden gezegd, kunnen kinderen dit zien als kritiek op zichzelf. Een kind is immers half papa én half mama. Door negatieve dingen over de andere ouder te zeggen, kunnen kinderen zich afgewezen voelen.

Probeer positief (of tenminste neutraal) over de andere ouder te praten.

4. De kinderen als boodschapper inzetten

Sommige ouders kunnen niet meer met elkaar communiceren en doen dat dus via de kinderen. Dit is zeer belastend. De kinderen komen daardoor tussen de ouders in te staan en worden een soort speelbal. Hierdoor kunnen kinderen het idee krijgen dat ze moeten kiezen voor één van de ouders.

Zoek rechtstreeks contact met elkaar als je iets moeten doorgeven of bespreken.

5. Kinderen betrekken bij volwassenenproblematiek

Sommige ouders zijn geneigd om de kinderen te betrekken bij volwassenenproblematiek. Als bijvoorbeeld de alimentatie niet op tijd wordt overgemaakt, wordt dat met de kinderen besproken. Dit kan tot loyaliteitsproblemen leiden.

Bespreek geen volwassenenzaken met de kinderen.

Kinderalimentatie tijdens de zomervakantie

“Ik betaal maandelijks kinderalimentatie aan mijn ex. De komende drie weken van de vakantie verblijven de kinderen bij mij. We gaan op vakantie naar Frankrijk. Deze vakantie wordt door mij betaald. Kan ik de alimentatie verlagen in de periode dat de kinderen bij mij verblijven?”

Dit is een vraag die mij regelmatig rond de vakantieperiode wordt gesteld. Voordat ik een antwoord op deze vraag zal geven, zal ik eerst kort uitleggen hoe kinderalimentatie wordt berekend. Indien u een uitgebreidere toelichting op de berekening van kinderalimentatie wilt lezen, verwijs ik u naar mijn blog ‘hoe wordt kinderalimentatie berekend‘.

Kinderalimentatie wordt berekend aan de hand van de volgende drie stappen:

  • wat kosten de kinderen (behoefte)?
  • welk bedrag kunnen de ouders missen (draagkracht)?
  • hoe worden kosten van de kinderen over de ouders verdeeld?

Wat kosten de kinderen?

Als eerste dient de behoefte van de kinderen te worden vastgesteld. Dit gebeurt aan de hand van het inkomen dat de ouders samen hadden. Voor de vaststelling van de behoefte van kinderen is door het NIBUD een behoeftetabel ontwikkeld. In de tabel wordt rekening gehouden met (geschatte) kind uitgaven, zoals bijvoorbeeld kosten voor kleding, zakgeld, schoolkosten en lidmaatschappen. Maar ook met gezamenlijke kosten, zoals woonlasten, gas, water en licht. Deze kosten lopen ook door als de kinderen niet bij de verzorgende ouder verblijven. De totale jaarlijkse kosten worden omgerekend naar maandbedragen.

Wat kunnen de ouders missen?

Nadat de behoefte van de kinderen is vastgesteld, wordt bekeken welk bedrag de alimentatieplichtige maandelijks kan missen. Dit is de draagkracht. Er wordt ook rekening gehouden met de draagkracht van verzorgende ouder. Aan de hand van het inkomen en de lasten wordt de draagkracht vastgesteld. Hiervoor wordt een draagkrachttabel gebruikt.

Hoe worden de kosten verdeeld?

Daarna worden de behoefte van de kinderen en de draagkracht van beide ouders met elkaar vergeleken. De behoefte van de kinderen wordt naar rato van de draagkracht van beide ouders verdeeld. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de tijd die de kinderen bij de niet verzorgende ouder doorbrengen. Dit gebeurt in de vorm van een zorgkorting. De zorgkorting is afhankelijk van het aantal dagen dat een kind, inclusief de vakanties, bij de niet verzorgende ouder verblijft.

Dit betekent dus dat tijdens de vakantie(s) de kinderalimentatie gewoon doorbetaald moet worden.

Gebruikersvergoeding voor niet bewoonde eigen woning

U bent gehuwd of heeft een relatie en bent samen eigenaar van een woning. De relatie wordt verbroken. Eén van beide partners verlaat de woning. De ander blijft in de woning wonen, totdat de woning is verkocht. De partner die de woning heeft verlaten, kan in dat geval aanspraak maken op een zogenaamde gebruikersvergoeding.

Wat is een gebruikersvergoeding?

De gebruikersvergoeding is een vergoeding voor gederfd woongenot. Omdat beide partners evenveel recht hebben op het gebruik en genot van de woning hebben, kan de partner die de woning heeft verlaten, aanspraak maken op deze vergoeding. De vergoeding eindigt, zodra de woning geen gemeenschappelijk eigendom meer is.

Gebruikersvergoeding bij een echtscheiding

In het kader van een echtscheiding kan verzocht worden om het alleengebruik van de woning voor de duur van zes maanden. De rechter kan bepalen dat over deze periode een gebruikersvergoeding betaald dient te worden. Deze vergoeding dient  over het algemeen betaald te worden vanaf het moment dat de echtscheiding is ingeschreven bij de gemeente. Kortom, vanaf het moment dat de echtscheiding definitief is. Rechters vinden het niet redelijk om al tijdens het huwelijk een gebruiksvergoeding toe te kennen. Dit omdat in de wet is bepaald dat echtgenoten verplicht zijn om elkaar tijdens het huwelijk ‘het nodige te verschaffen’.

Hoogte van de vergoeding

In de wet staat niet hoe de gebruikersvergoeding berekend dient te worden. In rechterlijke uitspraken is bepaald dat de vergoeding gebaseerd dient te zijn op een percentage van de helft van de overwaarde. Lange tijd werd uitgegaan van een percentage van 4%. Dit percentage sloot aan bij het fictief rendement over spaartegoeden dat de Belastingdienst hanteert. Omdat de de huidige rentepercentages op spaartegoeden aanzienlijk lager zijn, gaan rechters tegenwoordig uit van lagere percentages. Er is geen overeenstemming over de hoogte van het te hanteren percentage. Dit hangt ook van de feiten en omstandigheden van de zaak af. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is enkele maanden terug uitgegaan van een percentage van 0,5%.

Omdat er bij de berekening gerekend wordt met de helft van de overwaarde is een vergoeding niet aan de orde als er geen overwaarde is, dus wanneer ‘de woning onder water staat’.

Gebruikersvergoeding en hypotheeklasten

Een gebruikersvergoeding kan ook aan de orde zijn als de partner die in de woning woont, de volledige hypotheeklasten van de woning voldoet. Maar, houd er dan rekening mee dat deze partner in reactie op een verzoek om een gebruikersvergoeding te betalen, zal verzoeken om de helft van de hypotheeklasten mee te betalen. Volgens de wet dient een mede-eigenaar van de woning namelijk de helft van de woonlasten te voldoen.

Pensioen en echtscheiding

Iedereen die in Nederland woont of heeft gewoond en de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, heeft recht op AOW. Het betreft een basispensioen dat elke gepensioneerde maandelijks krijgt van de overheid. In veel gevallen wordt er daarnaast nog pensioen via de werkgever opgebouwd. Bij een scheiding dient het via de werkgever opgebouwde pensioen te worden verdeeld. AOW hoeft dus niet met een ex-partner gedeeld te worden. Het te verdelen pensioen kan worden onderverdeeld in ouderdomspensioen en partnerpensioen.

Wat is ouderdomspensioen?

Ouderdomspensioen is het pensioen dat wordt opgebouwd via een pensioenregeling bij de werkgever. Via het salaris wordt premie voor het ouderdomspensioen ingehouden. De hoogte van het pensioen is afhankelijk van het genoten loon en het aantal jaren dat er pensioenpremie is betaald. Het ouderdomspensioen is dus een aanvulling op de AOW-uitkering die elke gepensioneerde ontvangt.

Hoe wordt het ouderdomspensioen verdeeld na een scheiding?

In de ‘Wet verevening pensioenrechten bij scheiding’ is vastgelegd op welke wijze het ouderdomspensioen bij echtscheiding (of beëindiging van een geregistreerd partnerschap) wordt verdeeld, tenzij er andere afspraken worden gemaakt. Voor scheidingen na 30 april 1995 geldt dat beide ex-partners recht hebben op de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk (of geregistreerd partnerschap) is opgebouwd. De gedachte hierachter is dat de pensioenopbouw het resultaat is van de gezamenlijke inspanning van beide partners.

De ‘Wet verevening pensioenrechten bij scheiding’ is van regelend recht. Dit betekent dat ex-partners schriftelijk andere afspraken kunnen maken, bijvoorbeeld door af te spreken om af te zien van pensioenverdeling.

Het pensioenfonds dient over de echtscheiding te worden geïnformeerd. Dit kan via een speciaal formulier dat u hier kunt vinden. Het formulier dient binnen twee jaren na inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand aan het pensioenfonds te worden gezonden. Als het formulier tijdig is ingestuurd dan betaalt de pensioenuitvoerder vanaf de pensioendatum aan elk van de ex-partners een deel van het pensioen uit. Als het formulier niet tijdig is ingestuurd dan betaalt de pensioenuitvoerder het volledige ouderdomspensioen uit aan de ex-partner die het pensioen heeft opgebouwd. Dit betekent overigens niet dat er geen verdeling meer van ouderdomspensioen hoeft plaats te vinden. Degene die het pensioen heeft opgebouwd, moet dan een deel van het pensioen doorstorten aan de andere partner. Dit levert in de praktijk vaak problemen op.

Meer informatie over de verdeling van het ouderdomspensioen na scheiding leest u hier.

Wat is partnerpensioen?

Partnerpensioen, ook wel nabestaandenpensioen genoemd, is een uitkering die iemand krijgt als zijn of haar partner overlijdt. Een ouderdomspensioen kan uitgebreid worden met een partnerpensioen. Niet iedereen bouwt partnerpensioen op.

Partnerpensioen kan op twee manieren worden opgebouwd: op risicobasis en opbouwbasis. Als er sprake is van een verzekering op risicobasis, wordt er geen ‘potje’ opgebouwd. Alleen als u komt te overlijden wanneer u in dienst bent bij uw werkgever, ontvangt uw partner partnerpensioen. Bij een verzekering op opbouwbasis wordt er een ‘potje’ opgebouwd. Als u overlijdt, krijgt uw partner partnerpensioen. Dit geldt ook wanneer u niet meer in dienst bent bij uw werkgever.

Hoe wordt het partnerpensioen verdeeld na een scheiding?

Na een echtscheiding wordt een partnerpensioen omgezet in een bijzonder partnerpensioen. Dit pensioen bestaat uit het bedrag aan partnerpensioen dat is opgebouwd voor de scheiding. U heeft alleen recht op bijzonder partnerpensioen als het gaat om bijzonder partnerpensioen op opbouwbasis. Partnerpensioen op risicobasis zal bij een echtscheiding komen te vervallen. Het is daarom verstandig om bij het pensioenfonds na te gaan of en hoe het partnerpensioen geregeld is.

Een partnerpensioen hoeft volgens de wet bij een echtscheiding niet te worden verdeeld. De ‘Wet verevening pensioenrechten bij scheiding’ is hierop niet van toepassing.

In het kader van een echtscheiding kan er in een echtscheidingsconvenant afstand worden gedaan van partnerpensioen. Er kan tevens worden afgesproken om het partnerpensioen uit te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen. Wordt er niets afgesproken? Dan blijft de aanspraak op partnerpensioen bestaan voor zover dit is opgebouwd op opbouwbasis.

Update wetsvoorstel partneralimentatie van 12 naar 5 jaar

In juni 2018 schreef ik een blog over de voorgenomen herziening van de partneralimentatie. Dit was naar aanleiding van een op 11 juni 2018 ingediend wetsvoorstel tot aanpassing van de regels voor partneralimentatie. Het wetsvoorstel moest nog behandeld worden door de Tweede Kamer. Gisteren heeft een meerderheid van de Tweede Kamer besloten om de partneralimentatie terug te brengen van 12 jaar naar 5 jaar. Het voorstel zal ook nog door de Eerste Kamer moeten worden goedgekeurd, voordat de wet kan worden ingevoerd. Wilt u meer weten hoe een wet tot stand komt? Leest u dan hier verder.

Wat staat er in de wet?

Hoofdregel: de duur van de partneralimentatie wordt de helft van de duur van het huwelijk, met een maximum van 5 jaar. De maximale duur van de partneralimentatie gaat daardoor van 12 naar 5 jaar. Wie dus 2 jaar getrouwd is, hoeft nog maar één jaar partneralimentatie te betalen aan de minstverdienende partner.

De duur van het huwelijk wordt berekend over de periode vanaf huwelijksdatum tot aan de datum waarop het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend. (Nu wordt de termijn berekend vanaf de huwelijksdatum tot aan de datum inschrijving van de echtscheiding in de registers van de Burgerlijke Stand.)

Op de hoofdregel zijn enkele uitzonderingen:

  • Voor echtgenoten met de zorg voor jonge kinderen, kan de partneralimentatie gelden tot het jongste kind 12 jaar is geworden;
  • Wie langer dan 15 jaar getrouwd is en waarbij de alimentatiegerechtigde binnen 10 jaar voor zijn/haar AOW leeftijd zit, kan de alimentatie tot 10 jaar duren;
  • Alimentatiegerechtigden boven de 50 jaar die langer dan 15 jaar getrouwd zijn, hebben 10 jaar recht op alimentatie. (Deze uitzondering vervalt 7 jaar na invoering van de wet);

De mogelijkheid voor de rechter om in schrijnende gevallen een langere termijn dan 5 jaar alimentatie toe te wijzen, blijft bestaan.

Wanneer gaat de wet in?

Zoals het nu lijkt, zal de wet ingaan op 1 januari 2020. De wet heeft geen terugwerkende kracht. De nieuwe wet zal gaan gelden voor alle verzoeken (tot echtscheiding), die worden ingediend na 1 januari 2020.

Wilt u zelf de stand van zaken in het wetsvoorstel volgen? Klik dan hier.

Omgang met kleinkinderen

Een scheiding is vaak een treurige gebeurtenis. Niet alleen voor de direct betrokkenen, maar ook voor overige familieleden. In sommige gevallen zien grootouders hun kleinkinderen na een scheiding niet meer. Wat kunnen grootouders doen als zij hun kleinkinderen niet meer mogen zien? Kunnen zij de rechter vragen om een omgangsregeling vast te stellen?

In de wet is vastgelegd dat ouders recht hebben op omgang met hun kind. Voor grootouders is in de wet niet zo’n specifieke bepaling opgenomen. In 2015 heeft het CDA voorgesteld om het recht op omgang tussen grootouders en kleinkinderen in de wet op te nemen. De meerderheid van de Tweede Kamer en de Minister lieten toen weten niets in het plan te zien.

Toch kunnen grootouders de Rechtbank wel verzoeken om een omgangsregeling met hun kleinkinderen vast te stellen. Daarbij dient voldaan te zijn aan enkele voorwaarden. De grootouders moeten eerst aantonen dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking met hun kleinkinderen. Als de rechter vaststelt dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking, moet de rechter beoordelen of een omgangsregeling het belang van het kind is. Wordt de nauwe persoonlijke betrekking niet aangetoond, dan wordt het verzoek van de grootouders niet ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat het verzoek verder niet inhoudelijk behandeld wordt.

Wat is nu precies die nauwe persoonlijke betrekking?

Uit uitspraken van rechters van de afgelopen jaren blijkt dat een normale band tussen grootouders en hun kleinkinderen niet voldoende is om een nauwe persoonlijke betrekking aan te nemen. Af en toe logeren of oppassen leidt niet tot een nauwe persoonlijke betrekking. Voor een nauwe persoonlijke betrekking is bijvoorbeeld vereist dat de grootouders structureel op hun kleinkinderen hebben gepast. Er is dus meer nodig dan normaal contact. Zolang de grootouders geen frequent contact met hun kleinkinderen hebben gehad, is het dus niet mogelijk om contact via de rechter af te dwingen. De grootouders zijn dan afhankelijk van de bereidheid van de ouders om mee te werken aan contact.

De inhoudelijke behandeling van het verzoek.

Als de rechtbank de grootouders ontvankelijk heeft verklaard in hun verzoek, komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling. De rechter zal dan kijken of omgang in het belang van het kind is. Er zal niet snel een omgangsregeling tussen grootouders en kleinkinderen worden vastgelegd als de ouders in onmin leven met de grootouders. Als er sprake is van een vechtscheiding tussen de ouders, kan een kind klem zitten in de strijd tussen de ouders. Een omgangsregeling met de grootouders kan in dat geval een extra belasting zijn en daarom worden afgewezen. De rechter kijkt dus naar het belang van de grootouders bij contact met hun kleinkinderen en welke gevolgen de omgang mogelijk op de kinderen heeft.

Hoe wordt kinderalimentatie berekend?

Na een echtscheiding wonen de kinderen vaak voornamelijk bij één van de ouders. De ouder waar de kinderen het meeste verblijven, wordt de verzorgende ouder genoemd. Zowel de verzorgende ouder als de niet verzorgende ouder dient de kinderen op grond van de wet financieel te onderhouden. De niet verzorgende ouder doet dit meestal in de vorm van alimentatie. Maar, hoe wordt de alimentatie voor kinderen berekend? Ik zal hieronder in hoofdlijnen aangeven hoe dit in zijn werk gaat.

Behoefte

Voordat bepaald kan worden welk bedrag de niet verzorgende ouder dient bij te dragen in de kosten van de kinderen, dient de behoefte van de kinderen te worden vastgesteld. Voor de vaststelling van de behoefte van kinderen is door het NIBUD een behoeftetabel ontwikkeld. Om de behoefte van de kinderen te kunnen bepalen, dient het netto besteedbaar inkomen van beide ouders ten tijde van de relatie of het huwelijk te worden vastgesteld.

Het netto besteedbaar inkomen is niet gelijk aan het bedrag dat maandelijks op de bankrekening als loon wordt ontvangen. Bij de berekening van het netto besteedbaar inkomen wordt naast het bruto loon o.a. rekening gehouden met vakantiegeld, structureel overwerk, eindejaarsuitkering en dertiende maand. Daarnaast wordt rekening gehouden met bepaalde heffingskortingen waarop aanspraak gemaakt kan worden, zoals bijvoorbeeld de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Het resultaat daarvan is dat het netto besteedbaar inkomen hoger uitvalt dan het inkomen dat maandelijks netto als loon wordt ontvangen.

Als het netto besteedbaar inkomen van de ouders ten tijde van de relatie of het huwelijk is bepaald, wordt uit de behoeftetabel afgeleid hoe hoog de behoefte van de kinderen is. In de tabel wordt o.a. rekening gehouden met de leeftijd van de kinderen. De behoefte tabel voor 2018 kunt u hier terug vinden.

Hoe hoger het inkomen van de ouders, hoe hoger de behoefte van de kinderen.

Draagkracht

Als de behoefte van de kinderen is vastgesteld, dient de draagkracht van beide ouders te worden berekend. De draagkracht wordt berekend aan de hand van het huidige netto besteedbaar inkomen. Een ontvangen kindgebonden budget wordt als inkomen in de berekening meegenomen. Ook hier geldt dat het netto besteedbaar inkomen niet overeen zal komen met het netto maandloon.

De exacte lasten van de ouders zijn bij de berekening van kinderalimentatie niet meer van belang; alleen het inkomen wordt in de berekening meegenomen. In de berekening wordt rekening gehouden met fictieve lasten.

Indien beide ouders eigen inkomsten hebben, dienen zij in beginsel allebei bij te dragen in de kosten van de kinderen. Voor inkomens tot € 1.250,00 netto bedraagt de totale bijdrage maximaal € 50,00 per maand.

Als het netto besteedbaar inkomen van de ouders is vastgesteld, wordt in de draagkracht tabel afgelezen welke draagkracht iedere ouder heeft. De draagkracht tabel voor 2018 kunt u hier vinden.

Draagkrachtvergelijking

Daarna wordt bekeken of de gezamenlijke draagkracht van de ouders voldoende is om in de behoefte van de kinderen te kunnen voorzien.
Als beide ouders samen meer draagkracht hebben dan de behoefte van de kinderen, wordt er een zogenaamde draagkrachtvergelijking gemaakt worden. De ouders moeten dan naar rato van hun draagkracht in de behoefte van de kinderen bijdragen.
Als de gezamenlijke draagkracht van de ouders lager is dan de behoefte van de kinderen, hoeft er geen draagkrachtvergelijking te worden gemaakt. De ouders moeten dan conform hun draagkracht in de behoefte van de kinderen bijdragen.

Zorgkorting

Als de draagkracht van de ouders voldoende is om in de behoefte van de kinderen te kunnen voorzien, wordt bij de verzorgende ouder een zogenaamde zorgkorting voor verleende zorg in natura in mindering gebracht. Deze zorgkorting bedraagt afhankelijk van de omgangsregeling 15%, 25% of 35%. Hoe meer dagen de kinderen bij de niet verzorgende ouder verblijven, hoe hoger de zorgkorting. Verblijven de kinderen gemiddeld één dag per week bij de niet verzorgende ouder, dan wordt een zorgkorting van 15% toegepast. Bij een gemiddelde van twee dagen per week bedraagt de zorgkorting 25%. Als er sprake is van co-ouderschap wordt het percentage van 35% gehanteerd.

Aanvaardbaarheidstoets

Het kan zijn dat de berekende alimentatie te hoog uitvalt, bijvoorbeeld wanneer er veel schulden zijn. In dat geval kan de berekening gecorrigeerd worden met de aflossing op de schulden. Als de niet verzorgende ouder daardoor niet genoeg geld overhoudt om in eigen levensonderhoud te kunnen voorzien, kan een beroep worden gedaan op de zogenaamde aanvaardbaarheidstoets.

Dit is in hoofdlijnen de wijze van de berekeningsmethode. Omdat het berekenen van kinderalimentatie erg complex kan zijn, adviseer ik u om altijd een advocaat te raadplegen en niet zelf te gaan rekenen.