Maandelijks archief: januari 2021

Kleding, alimentatie en omgangsregeling

Het is één van de grootste ergenissen van gescheiden ouders, het meegeven van kleding van de kinderen in het kader van een omgangsregeling. Regelmatig komt het voor dat er tussen gescheiden ouders met kinderen discussie bestaat over het meegeven van kleding. Moeder geeft kleren mee en stoort zich eraan dat deze na het weekend niet meer terugkomen. Zij besluit om voortaan maar geen kleding meer mee te geven. Vader moet zelf een garderobe voor de kinderen aanschaffen en houdt daarom kosten in op de alimentatie. Mag dat?

Na een scheiding wonen kinderen voornamelijk bij één van de ouders. Dit noemen we de verzorgende ouder. Er is veelal sprake van een omgangsregeling tussen de kinderen en de niet-verzorgende ouder. Beide ouders dienen bij te dragen in de kosten van de kinderen. Dit wordt berekend aan de hand van de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de ouders. In mijn blog ‘Hoe wordt kinderalimentatie berekend’ kunt u meer lezen over de berekening van kinderalimentatie. De niet-verzorgende ouder zal vervolgens een bijdrage in de kosten van de kinderen betalen aan de verzorgende ouder.

Vaak bestaat er discussie tussen de ouders welke kosten door de kinderalimentatie worden gedekt. De kosten van de kinderen kunnen worden onderscheiden in zg. verblijfsoverstijgende kosten en verblijfskosten.

Verblijfsoverstijgende kosten

Uitgangspunt is dat de verzorgende ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft alle kosten, met uitzondering van de kosten die samenhangen met het verblijf bij de andere ouder, voor zijn/haar rekening dient te nemen. Deze kosten worden de kindgebonden verblijfsoverstijgende kosten genoemd.

Het betreft in ieder geval de ‘vaste lasten’ die voor een kind worden voldaan ongeacht waar het kind verblijft, zoals schoolkosten, contributie voor sport en dergelijke. Kosten voor kleding, schoenen en fiets zijn weliswaar variabele lasten, maar er wordt vanuit gegaan dat ook deze kosten dienen te worden beschouwd als kindgebonden vaste lasten.

Verblijfskosten

Naast de verblijfsoverstijgende kosten worden er ten behoeve van kinderen nog zg. verblijfskosten gemaakt door de niet-verzorgende ouder. Hierbij kan bijvoorveeld gedacht worden aan de kosten van eten, drinken en verbruik van water en stroom. Maar ook de kosten van vakanties, uitjes, vervoerskosten en dergelijke vallen hieronder. Bij het berekenen van de draagkracht van de niet-verzorgende ouder wordt met deze kosten rekening gehouden in de vorm van een zorgkorting. De gedachte hierachter is dat de feitelijke zorgverdeling er toe leidt dat de verzorgende ouder voor een deel niet in de behoefte van het kind hoeft te voorzien, omdat de andere ouder daar in natura in voorziet in de periode dat het kind bij hem/haar verblijft.

Kleding en omgang

Zoals hiervoor is aangegeven, dient de verzorgende ouder alle kosten van de kinderen te voldoen. Indirect komen de kosten van kleding voor de kinderen voor rekening van beide ouders. De niet-verzorgende ouder betaalt zijn/haar bijdrage daarin immers door middel van kinderalimentatie.

De wet zegt overigens niets over het meegeven van kleding in het kader van de omgangsregeling. Wel zijn beide ouders volgens de wet verplicht om hun kinderen te verzorgen. Daar hoort ook bij dat beide ouders ervoor dienen te zorgen dat hun kinderen fatsoenlijk gekleed zijn.

Soms ziet de discussie van de ouders zich op de kleren die een kind meekrijgt. De kleding is versleten, te klein, of gewoon niet mooi genoeg. Wil de niet-verzorgende ouder dat de kinderen bij hem/haar thuis in andere kleding rondlopen, dan komt dit voor eigen kosten. Er mogen dan dus niet bedragen op de kinderalimentatie worden ingehouden. Dat laatste mag uiteraard wel als de ouders hierover afspraken hebben gemaakt in hun ouderschapsplan. Houdt u er wel rekening mee dat het voor kinderen heel verwarrend kan zijn om bij zijn ouders van kleding te moeten wisselen?

Blijf als ouders dus vooral denken in het belang van uw kinderen!

Terugvordering bijstandsuitkering na ontvangen boodschappen. Terecht?

Afgelopen maandag werd op sociale media veelvuldig commentaar geleverd op een uitspraak van de bestuursrechter (uit 2019!) over een kwestie, waarbij een vrouw ruim € 7.000,- aan bijstand moest terugbetalen aan de gemeente Wijdemeren. Via sociale media werden medewerkers van de betreffende gemeente o.a. ziektes toegewenst. Ook vanuit de politiek kwamen opvallend veel verontwaardigde reacties op de uitspraak van de rechter. Maar was dat laatste eigenlijk wel terecht? Wat speelde er?

De vrouw kreeg vanaf december 2015 een bijstandsuitkering. Zij kon door haar hoge lasten niet rondkomen. Om haar te ondersteunen haalde haar moeder één keer per week voor haar boodschappen.

Bij de gemeente werd een anonieme melding gedaan. Dit melding was aanleiding voor een onderzoek. Uit dit onderzoek bleek vervolgens dat de vrouw boodschappen van haar moeder cadeau kreeg. De vrouw had dit niet aan de gemeente doorgegeven. In december 2018 heeft de gemeente daarom een bedrag van ruim € 7.000,- teruggevorderd.

De vrouw was het daarmee niet eens en maakte bezwaar. De gemeente wees het bezwaar af. De vrouw stelde vervolgens beroep in bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De gemeente had dus terecht een bedrag van ruim € 7.000,- terug gevorderd. (De volledige uitspraak kunt u hier nalezen.)

Terug naar de verontwaardigde berichten vanuit de politiek. Deze zijn op zijn zachtst gezegd opmerkelijk te noemen. De rechter voerde immers slechts een wet uit, die door diezelfde politieke partijen is ingevoerd.

In Nederland is sprake van scheiding der machten, de zg. trias politica. De staat is opgedeeld in drie organen die elkaars functioneren bewaken. Het gaat daarbij om de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht. De wetgevende macht bepaalt de wetten en regels in een land. De uitvoerende macht voert deze wetten uit. De rechterlijke macht vervolgt mensen die de wetten overtreden.

In Nederland vormen de Eerste en de Tweede Kamer en de regering samen de wetgevende macht. De uitvoerende macht wordt gevormd door de regering. De rechtsprekende macht bestaat o.a. uit de rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad.

De regering maakt wetten in samenwerking met de Eerste en Tweede Kamer. Een wet begint met een wetsvoorstel. Een wetsvoorstel wordt altijd door de Eerste en Tweede Kamer behandeld. En wie zitten er in de Eerste en Tweede Kamer? Juist, de leden van diverse politieke partijen. (Wilt u meer weten hoe een wet tot stand komt? Leest u dan dit.)

De vrouw uit het nieuwsbericht ontving een bijstandsuitkering. Dit is geregeld in de Participatiewet.

De Participatiewet is per 1 januari 2015 ingevoerd. Het uitgangspunt van de Participatiewet is dat iedereen naar vermogen participeert aan de samenleving en zoveel mogelijk in het eigen onderhoud voorziet.

In de Participatiewet is een inlichtingenplicht opgenomen. Deze houdt in dat een uitkeringsgerechtigde alles aan de gemeente moet melden wat van belang kan zijn voor het recht op de bijstandsuitkering. Denk daabij bijvoorbeeld aan informatie over werk, inkomsten en de woonsituatie. En daar ging het mis in de zaak van de vrouw uit het nieuwsbericht. Zij had verzuimd aan de gemeente door te geven dat zij boodschappen van haar moeder ontving. Niet het feit dat zij deze boodschappen ontving was aanleiding voor de beslissing van de gemeente, maar het feit dat zij dit had verzwegen. De wekelijkse boodschappen leverden haar een op geld waardeerbaar voordeel op dat voor de hoogte van haar uitkering van belang kon zijn.

De gemeente, maar ook de rechter, heeft in deze zaak de regels in de Participatiewet gevolgd. In de Participatiewet is namelijk opgenomen dat de gemeente de kosten van bijstand dient terug te vorderen wanneer de inlichtingenverplichting niet wordt nagekomen. Hier mag alleen van worden afgezien bij dringende redenen. Hierbij kan gedacht worden aan een situatie waarbij iemand op straat zou komen te staan.

De rechter heeft dus geen bevoegdheid om te beoordelen of de maatregel redelijk is! De rechter kan enkel toetsen of de gemeente tot het juiste besluit is gekomen. Dat was in deze zaak het geval.

Conclusie

Hoe vervelend deze uitspraak ook voor deze mevrouw is uitgevallen, de bestuursrechter heeft de wet toegepast, die door de politiek is bedacht. De rechter gaat niet over de letter van de wet. Immers, de rechtsprekende macht toetst alleen de regels die wetgevende macht heeft bedacht.

Als men wil dat er andere regels worden toegepast, dan is de wetgevende macht aan zet.