Maandelijks archief: november 2018

Omgang met kleinkinderen

Een scheiding is vaak een treurige gebeurtenis. Niet alleen voor de direct betrokkenen, maar ook voor overige familieleden. In sommige gevallen zien grootouders hun kleinkinderen na een scheiding niet meer. Wat kunnen grootouders doen als zij hun kleinkinderen niet meer mogen zien? Kunnen zij de rechter vragen om een omgangsregeling vast te stellen?

In de wet is vastgelegd dat ouders recht hebben op omgang met hun kind. Voor grootouders is in de wet niet zo’n specifieke bepaling opgenomen. In 2015 heeft het CDA voorgesteld om het recht op omgang tussen grootouders en kleinkinderen in de wet op te nemen. De meerderheid van de Tweede Kamer en de Minister lieten toen weten niets in het plan te zien.

Toch kunnen grootouders de Rechtbank wel verzoeken om een omgangsregeling met hun kleinkinderen vast te stellen. Daarbij dient voldaan te zijn aan enkele voorwaarden. De grootouders moeten eerst aantonen dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking met hun kleinkinderen. Als de rechter vaststelt dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking, moet de rechter beoordelen of een omgangsregeling het belang van het kind is. Wordt de nauwe persoonlijke betrekking niet aangetoond, dan wordt het verzoek van de grootouders niet ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat het verzoek verder niet inhoudelijk behandeld wordt.

Wat is nu precies die nauwe persoonlijke betrekking?

Uit uitspraken van rechters van de afgelopen jaren blijkt dat een normale band tussen grootouders en hun kleinkinderen niet voldoende is om een nauwe persoonlijke betrekking aan te nemen. Af en toe logeren of oppassen leidt niet tot een nauwe persoonlijke betrekking. Voor een nauwe persoonlijke betrekking is bijvoorbeeld vereist dat de grootouders structureel op hun kleinkinderen hebben gepast. Er is dus meer nodig dan normaal contact. Zolang de grootouders geen frequent contact met hun kleinkinderen hebben gehad, is het dus niet mogelijk om contact via de rechter af te dwingen. De grootouders zijn dan afhankelijk van de bereidheid van de ouders om mee te werken aan contact.

De inhoudelijke behandeling van het verzoek.

Als de rechtbank de grootouders ontvankelijk heeft verklaard in hun verzoek, komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling. De rechter zal dan kijken of omgang in het belang van het kind is. Er zal niet snel een omgangsregeling tussen grootouders en kleinkinderen worden vastgelegd als de ouders in onmin leven met de grootouders. Als er sprake is van een vechtscheiding tussen de ouders, kan een kind klem zitten in de strijd tussen de ouders. Een omgangsregeling met de grootouders kan in dat geval een extra belasting zijn en daarom worden afgewezen. De rechter kijkt dus naar het belang van de grootouders bij contact met hun kleinkinderen en welke gevolgen de omgang mogelijk op de kinderen heeft.